Vision Quest
In de ziel van de natuur
vind je de natuur van je ziel
29 juni 2012 - 3 juli 2012
Vele malen ben ik beginnen schrijven aan dit verhaal. Telkens zette ik de computer aan om hem daarna meteen weer af te zetten. Een Vision Quest is een zeer intiem en persoonlijk gebeuren, omdat je je volledig openstelt voor het Universum om je tonen hoe je eigenlijk bent en waar je naartoe zou kunnen evolueren. Dus twijfelde ik telkens om het op te schrijven. Tegelijk doe je een Quest ook voor de gemeenschap waar je deel van uitmaakt. Je gaat op zoek naar wat je te geven hebt aan je groep, aan je tribe, dus aan je naasten en de samenleving. Ik voelde al heel lang de roep van de Vision Quest. Het lezen van iemand anders getuigenis, heeft mij toen geholpen om de Vision Quest echt te gaan doen. Daarom deel ik mijn verhaal, om jou misschien ook te helpen een antwoord te vinden: is de tijd voor mij gekomen om de berg op te gaan?
Geen tent en geen eten gedurende vier dagen en vier nachten. Spirits, voorouders, krachtdieren, het woud en ik. Om mijn oude ik te laten sterven en mijn nieuwe ik te laten opstaan.
Een Medicine Walk, deelnemen aan een Zweethutceremonie, het uitzoeken van een plek in de natuur, en mensen uitnodigen om deel uit te maken van mijn Tribe, waren mijn voorbereidende bezigheden.
De Medicine Walk komt erop neer dat je een nacht van zonsondergang tot zonsopgang alleen en wakker doorbrengt in de natuur. Het doel is om het thema van de Vision Quest duidelijk te krijgen. Ik wilde achterhalen of er aandachtspunten waren om rekening mee te houden.
Ik heb deze nacht doorgebracht bovenop een rotsblok, die over een vallei hing. Ik bevond me tussen de boomtoppen. Bij het vallen van de avond sprokkelde ik hout. Ik hou van een goed kampvuur maar ik had eigenlijk nog nooit alleen een vuur met een bijzonder doeleinde gemaakt. Wel in groep, bij zweethutten en andere ceremonies, maar nog nooit alleen. Na een tijdje te zwoegen en te sleuren, had ik genoeg hout bij mekaar om meerdere nachten een groot vuur te maken.
De zon ging onder, mijn vuur ging aan. Wat een zaligheid! Trots en voldaan zat ik daar: hoog op die stevige rots, ver beneden mij de stroming van een riviertje, klaar om inzicht en raad te ontvangen. Mijn oren hoorden een Uil, links boven me. Een grote. Althans zo deed zijn klank vermoeden. Vervolgens nog een Uil, ergens rechts beneden me, in de vallei. Een kleine. Ik was in goed gezelschap: de Uil brengt wijsheid.
Vleermuis was er ook, in grote aantallen zelfs. In de native traditie symbool voor de wedergeboorte. Dat belooft.
En dan gebeurde het. Overal om me heen ontstonden lichtjes. Honderden kleine groen-gouden lichtjes. Ik zat op de punt van een rots en dus cirkelden deze prachtige Vuurvliegjes overal: naast me, boven me en onder me. Dichtbij en veraf was er een deining van licht ontstaan. Ontroerend mooi, betoverend, speciaal, broos en sterk tegelijk. Alsof de sterrenhemel was neergedaald.
Ik voelde meteen ook de boodschap die ze voor mij hadden. Een vuur was niet nodig. Wat er daar tijdens die Vision Quest 's nachts ook zou gebeuren: ik was in handen van Great Spirit en ik mocht vertrouwen. Als er echt licht nodig zou zijn, dan werd daarvoor gezorgd. En als ik duisternis nodig had, dan mocht ik daar ook op rekenen …
De hele nacht bleven deze wonderlijke bondgenoten bij me: de Uilen, de Vleermuizen en de Vuurvliegjes.
Bij zonsopgang daalde ik terug de heuvel af naar de rivier. Ik heb nog nooit zo moeilijk kunnen wandelen: moe, doodmoe, strompelen en struikelen, ik ging zo traag dat de slak me bij wijze van spreken kon voorbijsteken. Onderweg naar huis ben ik aan de kant moeten gaan om eerst wat te slapen: zo moe was ik. Gek eigenlijk want ik ben altijd een nachtmens geweest en heb vaak ’s nachts gewerkt. Ook dit nam ik als een teken: rij niet meteen naar huis na de Quest, of laat iemand rijden. Na de Vision Quest begreep ik ook waarom.
Tijdens die nacht kwam ik eveneens angst tegen: wat als …
Wat als ik ver weg in het woud zit en er barst opeens een hels onweer los? Waar naartoe als het volop aan het bliksemen gaat? Wat als ik ’s nachts ineens omsingeld ben door een troep everzwijnen? Wat als ik op een plek ga zitten waar het krioelt van de mieren? Het is immers de bedoeling dat je op die plek blijft en welke interactie de natuur ook aanbiedt: dat is het dan voor die 4 dagen en nachten…
Ik had het me beter niet afgevraagd.
Een volgende voorbereiding was om mensen uit te nodigen deel uit te maken van mijn Tribe. Ik vroeg aan zestien mensen of ze dit voor mij wilden doen: zich gedurende mijn Vision Quest regelmatig in gedachten met mij verbinden, en elk op hun manier te bidden of energetisch te werken voor mijn zoektocht. Sommige mensen waren bezig met sjamanisme, anderen met Boeddhisme, met energetisch werk zoals Munay-Ki en Reiki, Wicca, Moeder Aarde, … Allemaal mensen waarvan ik weet hoe integer en sereen ze met hun levensbeschouwing dagdagelijks werkelijk leven. Ik wilde omringd zijn door een Tribe waarop ik op de moeilijkste momenten kon terugvallen, ook al was het dan in gedachten en gevoelsmatig. Ik voelde dat deze combinatie van mensen voor mij garant stond voor een heel energiek en Liefdevol net van bescherming, ongeacht wat ik zou meemaken. Deze zestien mannen en vrouwen, evenveel van elk geslacht, vormden mijn Tribe.
Ik vroeg hen ook met extra aandacht mijn laatste nacht mee te beleven. De vierde nacht is de Death Lodge. Je brengt deze nacht wakker door in een cirkel van stenen of takken: je sterfbed. En je nodigt spirits, energie, voorouders, herinneringen, dieren, … uit om bij je te komen, afscheid te nemen, eventueel een boodschap mee te geven. ’s Ochtends blijft de nieuwe ik over en eindigt de Quest. Of beter gezegd: dan begint het pas.
Iets voordat ik op Quest vertrok, nam ik deel aan een Zweethutceremonie. De leden van mijn Tribe waren uitgenodigd om aanwezig te zijn: indien mogelijk in persoon, en anders in gedachten. In de Zweethut ging ik bidden om een veilig en inzichtrijk verblijf in de natuur.
Vision Quest: dag één
Mijn beste vriend zet me af aan de rand van een bos. Het is enkele tientallen kilometer rijden van dit punt tot aan de bewoonde wereld. Hij vraagt of ik zeker ben. “Ik weet toch wel niet of dit zo’n goed idee is,” zegt hij. “Je bent zó ver weg en het is hier zo ontzettend groot.” Ik begrijp de onrust. Het is echt wel enkel ik en de elementen wat straks nog overblijft.
Ik krijg nog een welgemeende schouderklop en knuffel en dan ga ik het bos in. Over vijf dagen zien we elkaar terug. Het begint te druppelen …
Ik wandel nog een tijdje op een pad en luister naar de geluiden van het bos. Ik hoor heel wat vogels en af en toe valt er een denappel op de grond. De regen begint feller toe te nemen. In de verte hoor ik een Buizerd. Ik wandel tot aan een riviertje en ga dan naar links. Plotseling springt er ergens in de bomen een Gaai op en luidkeels maakt ie het ganse bos alert op mijn komst. Op de oevers van de rivier bevinden zich overal modderpoelen. Hier krioelt het van de sporen van Everzwijnen.
Ik kom op een adembenemende plek aan dat riviertje. Er liggen omgewaaide bomen van oever tot oever, helemaal bedekt met een zacht groen mos. Het enige wat ik hoor, is het water. Het geluid van dat water neemt toe naarmate de regen overgaat in een onweer. Ik ben nog maar enkele minuten hier en mijn eerste angst wordt al volop geserveerd…
Ik zet me tegen een boomstam en wacht af.
Het begint te bliksemen en te donderen. En dan ineens gebeurt het: enkele bomen achter me slaat de bliksem in. Loeihard en onverbiddelijk. Dit is één van de indrukwekkendste ervaringen die ik al gehad heb. Ik weet meteen ook hoe groot ik nog ben: hier ben ik compleet gelijkgesteld aan elk ander wezen van dit immense bos. Er gaat geen onderscheid gemaakt worden, dit is echt en er is niks om lichtzinnig mee om te gaan. Dit gaat over mijn leven. Een Vision Quest gaat over je leven.
Ofwel blijf ik en geef ik vertrouwen, ofwel vertrek ik terug en geef ik angst. Eén ding mag ik in die eerste minuten alleszins loslaten: mijn ego. Blijven om alleen maar te kunnen aantonen dat ik het wel had volgehouden, zou geen indruk maken op de volgende bliksem. Als ik blijf, dan kan het enkel vanuit vertrouwen en verbinding.
Ik heb maar één conclusie: ik onderga dit onweer zoals alle wezens, dus ik ben deel van het geheel. Volwaardig. Ik voel dat ik mag blijven. Ik blijf.
Op mijn hand kruipt een Rups. Ik voel me exact zo: net uit het ei gekomen, straks een transformatie in de cocon dat dit bos voor me wil zijn, en dan kijken of ik mijn vleugels kan uitslaan en me laten meedragen op de adem van het Universum.
Even snel als het gekomen is, verdwijnt het onweder ook weer achter de heuvels. Ik tuur om me heen en zie de grond ademen. De waterdamp verspreidt zich tussen de struiken en boomstammen. De poelen van de Everzwijnen zijn gevuld voor het volgende modderbad. Aan de overkant zie ik een droge plek, een klein beetje hoger gelegen en omringd door allerlei planten. Ik voel een gloed in mijn hart: daar is het.
Ik ga door het riviertje naar de overkant. Dit plekje bevindt zich naast een prachtige stroom, te midden van bomen, bloemen en struiken. Wat verder is er een veld van grassen en paarse bloemen op een heuvelrug en aan de rand van dat veld gaat het bos verder, naar een mystieke heuveltop vol gangpaden van wilde dieren. Ik kom aan, ik kom thuis. Vlak boven me cirkelt een Buizerd en hij roept. Ik weet het. Deze plek zal me overzicht bezorgen en alle relevante details tonen waar ik nu mijn aandacht op moet vestigen. Dat is de Kracht van Buizerd: overzicht nemen en dan weer inzoomen, ondertussen verbonden met zowel de aarde (zijn donkere tinten van bovenuit gezien) en de hemel (zijn lichte tinten van onderuit gezien).
Ik verzamel uit elke windrichting een grote grijze steen en begin een Medicijnwiel te leggen. Ik zoek grote takken om de cirkel mee te vervolledigen en dan is mijn plaats klaar: dit is de plek waar ik de Death Lodge zal ingaan. De plaats van je Vision Quest heeft een naam. Een naam die tijdens de Quest aan je zal duidelijk worden gemaakt. Jij wordt die plek en die plek wordt jou, voor de rest van je leven.
Ik benut de Munay-Ki en creëer hier een Heilige Ruimte. Ik nodig uit elke windrichting de aanwezige Krachtdieren, Spirits en Voorouders uit om mijn plek van heling te beschermen en me te onderrichten. Ik dank Moeder Aarde en ik dank Great Spirit.
Ik kijk nog eens goed rond me en nu zie ik het pas. Ik heb een cirkel gelegd rond zeven Sparren die exact op gelijke afstand van elkaar staan, op de grens van de cirkel. Eén van de Sparren is zeer oud en gehavend. Vreemd, want ik had me nog zo voorgenomen om tussen loofbomen te gaan zitten. Om de een of andere reden had ik weerstand ten opzichte van naaldbomen. Het Staande Volk, de bomen, hebben evenzeer een aandeel in deze ceremonie als al het andere, dus ik aanvaard. En aanvaarding gaat over in dankbaarheid: want ik ben hier te gast, ik ben welkom en ik ben beschut.
In het midden van deze plek komen er wortels van de zeven Sparren naar boven. Alsof er daar nog één Spar moet komen. Ik kijk naar boven en ook daar is er tussen de kruinen nog net ruimte voor één extra boom. Later op de Quest begrijp ik dat ik die plaats mag benutten: de plaats van de Achtste Spar.
Ik geloof niet in toeval. Toch wil ik het ook niet te ver gaan zoeken. Maar het komt bij me op dat ik ben opgegroeid in de Sparrenstraat, op huisnummer drie. Ik heb altijd gedacht dat ik de derde in de kinderrij was. Sinds een jaar weet ik dat dit niet het geval is. Ik heb een andere vader dan ik steeds dacht en ik blijk nog zes broers en zussen te hebben waar ik voorheen niets van wist. Ik heb een broer en zus via mijn moeder, en drie broers en drie zussen via mijn vader. In het totaal van die kinderrij, ben ik de achtste … Sinds een jaar zoek ik naar hoe ik met deze nieuwe positie en alles wat erbij komt kijken, moet omgaan. Hoe moet ik mijn plaats innemen in zo’n voorgeschiedenis? Deze plek hier … is magisch. Het voelt alsof ze hier al die jaren op mij hebben gewacht.
Ik denk ook terug aan een Zweethutceremonie die ik in de voorbije winter had meegemaakt. Deze hut werd geleid door een Medicijnman van de Navajo Indianen. Na de Zweethut staan we met de hele groep rond het vuur en laat hij zijn Vredespijp rondgaan. Ik sta naast hem en ineens draait hij zich naar me toe. “Ik heb een zoon en die woont nu in Frankrijk. Hij is vijfentwintig jaar oud. Hij denkt dat ik zijn vader ben maar dat is niet zo. Ik was erbij toen hij werd geboren en mijn handen waren de eersten die hem vasthielden. Ik heb hem opgevoed alsof hij mijn eigen zoon is. Alles kent zijn tijd en het is aan zijn moeder om het hem te vertellen. Hij had een erg zware jeugd en dit nieuws zou toen teveel geweest zijn voor hem. Maar nu is hij er klaar voor en gaat hij het weten. Alles heeft een tijd en een reden.” En vervolgens draaide de Chief zich terug om naar de groep. Daar stond ik. Maar het was exact wat ik op dat moment moest horen.
Ik kijk rond me. Wat verderop, in de richting van het Westen, staat een gigantische Distel. Ik denk dat ik wel meer dan een uur bij deze plant heb staan kijken. Wat we doorgaans als onkruid zien, heeft hier evenveel bestaansrecht als al het andere leven. Zo is het in het dagdagelijkse leven net hetzelfde. We ergeren ons soms aan anderen, we willen ze zelfs helemaal verbannen uit ons leven. En toch heeft ieder een bestaansrecht, een reden om er te zijn.
Deze Distel staat in het Westen en hij heeft niet alleen prachtige paarse tinten, maar ook vlijmscherpe stekels. Als het Westen staat voor loslaten, voltooien en afronden, dan vertelt deze plant me iets dat van wezenlijk belang voor me is om verder te kunnen. Sommige mensen hebben mij in mijn leven ooit heel erg geprikt, pijn gedaan. Ik werd soms op manieren behandeld alsof ik onkruid was dat weg moest. Oude pijn en verdriet, teleurstelling en gemis, kwaadheid en onbegrip; het zit er nog en ik mag het hier en nu loslaten. Elk van die mensen heb ik ooit zoveel kwalijk genomen. En toch hebben ze allemaal ook hun mooie kanten. Ook zij dragen bij aan het geheel, met hun paars getinte bloemen.
Ik denk aan hen en ontdek die mooie kanten. Ik had er nooit eerder bij stilgestaan maar hier bij die Distel, zie ik een verbinding met elk van hen en het geheel. Een inzicht, een voelen dat ik moeilijk onder woorden kan brengen. Maar het neemt volledig bezit van me en het vloeit door mijn aderen als zuurstof.
En dan zie ik mezelf. Hoe vaak heb ik anderen geprikt, pijn gedaan? En hoe kan ik dat in deze Quest leren stoppen, het samen met de Kracht van het Westen loslaten? Ik kijk naar hoe ik leef en wat ik daarvan wil behouden en wil wijzigen, correcter doen. Wat een spiegel! En wat een verantwoordelijkheid. Ik neem het allemaal mee naar de vierde nacht: wat aan mij zelf mag er hier sterven en wat mag terug naar de bewoonde wereld? Ik wil puur zijn. Welk gedrag hoort niet meer bij mijn essentie?
Ik draai me om terug te gaan naar de Sparren, en dan zie ik op de grond een prachtige steen liggen. Het is een witte met roze-paarse marmer. Hij doet me iets en ik raap hem op. Het Stenen Volk begint te spreken, maar ik begrijp het nog niet. Ik heb gewoon een mooie steen gevonden en die leg ik in het midden van het Medicijnwiel.
Aan mijn voeten kruipt een klein zwart wezen: de Mestkever. Haha, super! Dit dier weet er alles van om te verwerken, op te ruimen, om te zetten. Precies wat ik nodig heb. En in het Oude Egypte staat dit dier voor de Scarabee: het symbool van de Wederopstanding. Ik vind dat de eerste uren van mijn Quest al behoorlijk gevuld zijn en ben heel blij dat ik er zo aan mag beginnen.
Er kruipt nog meer rond in mijn cirkel … Mieren. Mijn tweede vrees vooraf.
Ik vind het nog steeds onvoorstelbaar. Ik heb zovele uren tussen al die Mieren gezeten en gelegen. En ik was altijd blootvoets. Niet eentje heeft er me gebeten. Het is alsof ze me komen vertellen dat ‘ze’ altijd voor mij, en dat is zo voor ons allemaal, in de weer zijn. Soms ben je je ervan bewust en zie je ze bovengronds. Maar het meeste van wat ze doen is onzichtbaar en speelt zich daar onder de grond af. Er wordt voor mij gezorgd. ‘Ze’, dat zijn mijn gidsen. Andere mensen noemen dat beschermengelen.
Later op de dag zit ik vlak naast het riviertje. Ik leg één hand op een boomstam en begin Reiki te geven. Aan de boom, aan de omgeving. Ik wil een wisselwerking. Ik krijg veel en dit is dan iets dat ik kan teruggeven. Ik begin tegelijk ook een lied te zingen, een Indiaans lied. Ik voel een stroming en een verbinding zoals ik het zelden heb ervaren. Na een tijdje neem ik mijn hand van de boom. Ik voel iets kleven: hars. Ik kijk naar mijn hand en zie dat er iets in de kleverige hars zit … Ik ontdek vier haren van een Everzwijn, zomaar in mijn handpalm gekregen. Ik kijk naar de boomstam. Everzwijnen gaan in de modder rollen en laten die daarna even opdrogen. Vervolgens gaan ze schuren tegen de bomen, zodat de modder uit hun vacht gaat. In de modder worden alle teken en parasieten versmacht en tijdens het schuren vallen die mee op de grond. Zo komt het dat aan heel wat boomstammen naast zulke poelen, er bast van de stam komt en er haren in de vrijgekomen hars blijven kleven.
Ik ben ontzettend dankbaar om dit geschenk. Ik had erg veel schrik om ineens geconfronteerd te worden met een horde Everzwijnen en nu was ik wel heel zeker dat ze hier regelmatig komen. Ik heb tientallen robuuste haren verzameld uit al die bomen. Everzwijn heeft de kracht om zich te ontdoen van wat niet bij hem hoort; en ik was op zoek naar hoe ik gedrag dat me niet meer past, kon gaan transformeren of loslaten. Bovendien heeft dit dier een neus waarmee hij zonder moeite de aarde omwoelt op zoek naar wortels. Ook dat thema speelt volop: zoeken naar mijn wortels want mijn wereld stond helemaal op zijn kop.
Die avond word ik deelgenoot in het slaapritueel van dit bos. Elke avond is er een Reiger die door de vallei zweeft. Hij maakt luidkeels van zijn neus, keert terug en komt dan in mijn richting zweven. Wat verderop landt hij op de oever van de rivier en daar slaapt hij. Als deze Reiger zijn laatste toch maakt, worden de dieren van de dag muisstil. Een beetje later neemt de Uil het over en komen de dieren van de nacht tot leven. Zo gaat het iedere avond.
Daar lig ik. Aardedonker. Allerlei geritsel dat ik niet kan plaatsen. Luisteren naar geluiden die zouden kunnen lijken op die horde Everzwijnen… Ik stel vast dat ik eigenlijk nog altijd niet weet wat ik dan precies zou moeten doen, als ze zo ineens rond me zouden staan. Het is toch wel even wennen. Rationeel besef ik dat dit niet zonder gevaar is. Gevoelsmatig weet ik me tegelijk heel veilig. Al lang voor ik hier ben aangekomen, was dat al zo. Mijlenver rondom me is er niks dan bos. Dit is het. De natuur en ik. Ja, ik ben hier thuis, op deze plek, op deze planeet, in dit leven.
En dan … hoor ik iets wat ik totaal niet had verwacht. Zo’n honderd meter verderop, op de heuvelrug, hoor ik de roep van een Vos (hier kan je meeluisteren).
Ik schrik me een ongeluk en ik zit kaarsrecht! Hij is vlakbij, klinkt helemaal niet blij en ik weet niet of het geritsel nu van iets anders is, of van de Vos die in mijn richting komt.
Het geluid komt uit de richting van het Westen. Deze Vos komt het verhaal van de Distel vervolledigen. Als Vos symbool staat voor valsheid en listen, dan heeft hij een belangrijke les bij. Als ik verder wil, dan kan ik niet blijven stilstaan bij het onrecht dat me ooit is overkomen. Het is mogelijk om dat los te laten, er niet mee bezig te blijven. Er komt nog een hele resem fases daarna. Ik mag verder. En anderzijds is deze Quest wel degelijk serieus: als ik verder wil, dan is het ook nodig dat alles aan mij wat nog vals of listig is, mag ophouden. Het heeft geen functie op mijn Pad. Ik heb misschien sommige streken ooit nodig gehad om te overleven. Als ik echter wil leven, mag ik me niet door streken laten belemmeren: niet door de streken van anderen, niet door de streken van mezelf. Als ik iets wil, dan mag ik daar luidkeels voor gaan. Net als deze Vos die gewoon zijn territorium claimt.
Vision Quest: dag twee
De ochtend is vrij koud tot de zon doorheen de boomkruinen komt kijken. Mijn cirkel baadt ineens in het zonlicht. Ik sta op van een zitplekje bij de rivier en ga in de cirkel van licht liggen. Meteen voelt het veel warmer. Met mijn rug op het zachte mos en humus, laad ik me helemaal op. Wat een heerlijk en vrij gevoel.
Er zijn enkele Buizerds boven de vallei aan het cirkelen en af en toe zweeft er ook een Reiger over. Ik luister naar hun roep en blijf liggen in het zonnetje. Er komt een Hommel langs. Hij zoemt een tijdje om me heen en zet dan koers naar het gras- en bloemenveld op de heuvelrug. Deze Hommel zal me elke ochtend komen opzoeken en iedere avond komt hij terug, helemaal bedekt met stuifmeel: “Heb jij ook een dag vol overvloed gehad? Ik alleszins wél!”
Aan de oever van de rivier zat ik deze ochtend op een grote rotsblok. Ik besluit die rotsblok te gaan halen en hem in mijn cirkel te zetten tegen de rug van een boom. Dan heb ik een mooie stoel tijdens de Death Lodge. Hij lijkt wel een ton te wegen, maar het lukt. Tevreden zit ik daar, in mijn natuurlijke zetel.
En dan hoor ik ze opnieuw: de roep van de Buizerd en de Reiger. Vier Buizerds en vijf Reigers komen beurtelings telkens boven me zweven en roepen en vliegen dan in de richting van het Noorden naar een heuveltop toe.
Ik denk terug aan mijn voorbereidende gesprekken: “Wat er ook op je plek gebeurt, dat is wat het is. Krioelt het er van de mieren, dan is het jouw interactie met de mieren gedurende vier dagen en nachten. Maar je blijft op die plek.”
Ik ga zitten in het gras op de heuvelrug. De zon in mijn rug, een heleboel Vlinders rond me, wat een vrijheid! Mijn ogen volgen de stroming van de rivier en in de verte zie ik een meer fonkelen waar de rivier naartoe vloeit. Daar in het Noorden, komen er weer enkele Reigers vanuit het meertje naar me toe gevlogen, boven me maken ze een bocht en vliegen ze opnieuw naar dezelfde heuveltop.
Ik blijf zitten. Maar het is niet gemakkelijk.
Buizerd komt hetzelfde doen.
Ik blijf zitten.
De hele dag komen regelmatig deze vogels me halen. Tegen dat het begint te schemeren, bedenk ik dat ik hier ben om te luisteren naar wat Spirit, Krachtdieren, Voorouders, Bondgenoten me te vertellen hebben. Ik concludeer dat het Universum ruimer is dan regeltjes en wijk af van het voorgeschreven pad. Ik volg het Pad dat voor mij wordt ontvouwd.
Ik steek het grasveld over en ga het donkere bos in op de heuvel. Ik kom op een stijl stuk terecht waar het doodstil is. De zon is nog niet onder maar hier lijkt de tijd al een uur verder te zijn, zo duister is het. Ik kom een beetje verder uit het naaldwoud en beland in een gemengd stuk van loofbomen en sparren. Op weg naar de heuveltop, ontmoet ik alsmaar meer struiken. Een beetje op mijn hoede ga ik er langs. Everzwijnen kunnen zich daar schuilhouden en als ze zich in gevaar voelen, stormen ze op je af en lopen ze je omver. Maar ik vertrouw op de roep van de Buizerds voor me, en ga door, richting het Noorden. Voor me ligt een steen op de grond. Een witte. Een marmer. Ik buk me en raap verwonderd deze tweede marmeren steen op, in het midden van dit uitgestrekte bos. Ik breng de steen naar mijn ogen en zie verschillende fonkelingen. Er bevinden zich kleine maar zeer heldere bergkristallen in deze steen. Ik voel me bevestigd door dit herhaalde geschenk en stap verder. Dankbaar om het moois dat ik hier nu al heb gekregen.
Ik kom achter enkele struiken en sparren een hoek om, en dan bevind ik me in een adembenemende ervaring. Deze heuveltop bevindt zich bovenop een kruispunt van twee valleien. Beneden zie ik in de verte het riviertje in het meer stromen. Het water glinstert naar me toe. Als de zon ondergaat, wordt alles van opzij belicht en krijgt de ganse omgeving een gedetailleerd profiel van groene bomen en struiken en grassen, wondermooie paarse en gele bloemen, bruine aarde en bruine stammen, blauwgrijs water, en ik voel me alsof ik in een openbaring terecht ben gekomen. In de lucht boven al deze pracht, zweven tezamen de vier Buizerds en de vijf Reigers. Een oase van overvloed staat op mijn netvlies gebrand, en de tranen rollen over mijn wangen. Dit voelt aan als Heilig.
Ik voel een ongekende flow en ik heb alleen maar zin om deze flow te volgen. Als mijn Vision Quest dynamisch is, dan volg ik die dynamiek. Hier moet ik zijn. Op deze plek gaat het verder. Daar is geen ontkennen aan.
De grote vogels vangen de laatste zonnestralen onder hun vleugels terwijl ik op deze plaats een nieuwe cirkel begin te maken. Ik zoek in elke windrichting een grote steen en in het midden van dit nieuwe Medicijnwiel, leg ik de twee mooie marmeren stenen. De wit-roze die ik gisteren vond in het Westen en de witte met bergkristallen die ik zonet had ontvangen, hier in het Noorden. Ik bid om mijn dankbaarheid te uiten aan de Kracht die me naar deze magische plaats bracht, en ik dank Buizerd en Reiger voor hun aanhoudende uitnodiging. Tenslotte staat Buizerd symbool voor nieuwe perspectieven en voor loslaten, en Reiger vertelt over nieuwe richtingen. Alleen had ik nog geen idee waarover ze het eigenlijk hadden …
De zon gaat slapen en ook ik leg me neer op de ondergrond van mos en gras.
Helle-nacht begint …
In de verte hoor ik iets heel onnatuurlijks. Ik hoor vrachtwagens en claxons. De wind komt aanwaaien met de geluiden van een autosnelweg van in de verte, en op deze hoge top is het hoorbaar.
Ik probeer het even te negeren maar uiteindelijk is er geen ontkomen aan: ik word hier overspoeld door geluiden van de bewoonde wereld. Hoe miniem ze ook maar te horen zijn. Het is ontzettend storend. Ik stel me voor hoe ik hier mijn laatste nacht zou moeten doorbrengen. Van een Death Lodge kan hier geen sprake zijn. Als de wind opnieuw van ginder komt, dan hoor ik camions.
Ik begrijp het niet. De hele dag hebben ze zoveel moeite gedaan om mij naar deze plaats te bewegen. Ik heb mijn vertrouwen gesteld en ben naar het Noorden gekomen. Ik heb een steen gekregen en ik heb dieren zien samenwerken op een erg uitzonderlijke manier. En nu blijkt dit helemaal tegen te zitten.
Onder me voel ik Muizen knabbelen, of Ratten, ik weet het niet zeker. Ik lig in elk geval op verschillende uitgangen van ondergrondse holletjes en de dieren die daar wonen, willen naar buiten komen. Allemaal.
Ik heb zoveel spijt dat ik mijn plek daar aan de rivier heb verlaten. De energie van de zeven Sparren, mijn jarenlang gespaarde plaats van de Achtste Spar, nu is alles verloren! Mijn Vision Quest staat op het punt nergens toe te leiden omdat ik niet op dezelfde plaats bleef! Ik voel zoveel wanhoop, maar ik ben ook ontzettend kwaad en voel me in de steek gelaten, verraden zelfs. De pijn, de kwaadheid van jaren komt eruit. Het Noorden als windrichting voor het niets, de winter, het ongeborene, de bezinning en de winterslaap. Welja, hier is niets. Hier verdwijnt alles zelfs.
Het is volkomen donker en wellicht is het omstreeks middernacht nu. Het is levensgevaarlijk om nu te gaan stappen in het bos. Ik zie geen hand voor ogen dus ik twijfel. Ik hoor weer een vrachtwagen door de wind rijden. Ik wil redden wat er te redden valt en besluit om toch terug te keren naar de rivier. Het is nu of nooit. Vlug, voor het te laat is! Ik sta recht en ga de hoek van struiken om.
Een dreigend gegrom stijgt op vanuit de struik. Het klinkt gemeen en gemeend. Ik kan niet thuisbrengen welk dier dit is en ik wil het evenmin ontdekken. Ik durf het niet te riskeren voorbij dit dier te lopen, laat staan dat ik dat ganse bos nog kan doorkruisen. Wat als ik aangevallen word? Hier is niemand. Ik keer op mijn stappen terug en blijf noodgedwongen in de leegte hier.
Ik leg me terug neer en geef me over. Ik zal het morgen wel zien wat er nog van is. Enkele minuten later dompel ik onder in een diepe, nerveuze slaap.
Vision Quest: dag drie
Ik schrik wakker.
Ik kom recht en zie dat ik niet heb gedroomd. Ik ben echt hier. Ongerust sta ik op en kijk ik naar de hoek van struiken. Er is geen dier meer te bespeuren.
Ik ga opnieuw op weg. Als ik achter de struik uit kom, zie ik dat er twee paadjes lopen. Ik had er gisteren maar eentje gezien toen ik hier aankwam. Als dat dier er vannacht niet had gezeten, dan was ik de verkeerde kant opgegaan. Dan had ik de ganse nacht niet alleen in het gevaarlijke donker rondgelopen. Ik zou bovendien compleet verdwaald zijn. Laat staan dat er dan iets had gebeurd. Niemand zou weten waar ik was.
In mijn gevoel van verlatenheid en verwijten, werd er volop voor mij gezorgd. Ik kon het op dat moment niet zien, maar die grom diende wellicht om mijn veiligheid te waarborgen.
Ik neem de juiste richting en ga naar de rivier. Op een zeker ogenblik sla ik af, richting het Oosten. Ik volg een andere route dan gisterenavond. En dan … zie ik een derde witte marmer liggen. Terwijl ik me buk, begin ik het te begrijpen. Hier is een Inwijding gaande.
Op de derde dag ontvang ik een derde steen, die van de windrichting van het Oosten. Op de eerste dag kreeg ik een witte steen van het Westen en gisteren van het Noorden. Ik krijg mijn eigen stenen voor mijn persoonlijke Medicijnwiel.
De geborgenheid en de verbinding golft door me heen. Elke fase is belangrijk en er wordt altijd voor mij gezorgd. Pas toen ik gisteren dacht dat alles me werd afgenomen, kon er eindelijk zoveel oude pijn en achterdocht naar buiten komen. Wat had ik dat nodig! En terwijl ik dat hele Universum naar de verdoemenis wenste, waren ze volop voor mij in de weer. Ze zorgden dat ik niet verdwaalde terwijl ik mijn gevoelens toeliet, integendeel, ze waakten over me. En nu was ik klaar om het Oosten, het nieuwe, verfrist en ontladen in te gaan. De Mieren wachtten op me. Ze waren onzichtbaar voor me aan de slag geweest.
Ik kom terug thuis, voor de tweede keer al in deze Quest. De magie hangt er nog steeds. Hommel komt me begroeten en ik kijk om me heen. Rondom mijn plek zie ik ineens nog een reden waarom ze me gisteren zijn komen weghalen. Er is omgewoelde aarde bijgekomen. Dit was hier gisterenavond nog niet. Everzwijnen zijn hier vannacht geweest.
Ik ga kijken naar de sporen van hun gewroet. Nu begin ik het wel helemaal te gek te vinden. Ik ontdek er nog twee kleine marmeren steentjes. De ene is puntig en ziet er gehavend uit. De andere lijkt wel een beetje op de woeste kop van een Everzwijn. Er staat een groen reliëf op. Die tekening lijkt sprekend op de wortels die in het midden van de Zeven Sparren naar boven komen. Alsof het een plattegrond is.
Ik voel waarvoor ik ze krijg. De eerste steen is het symbool voor mijn oude ik. Alles wat aan me mag sterven tijdens deze Quest, ga ik er in de laatste nacht aan toevertrouwen. Ik mag hem begraven tussen de wortels op de plaats van de Achtste Spar. En de tweede steen staat symbool voor de nieuwe ik. Ik mag hem samen met mijn stenen van het Wiel mee naar huis nemen. Hij vormt een herinnering voor de tocht die ik hier in mijzelf heb gemaakt, en de plattegrond helpt me om nooit mijn eigen wortels, mijn eigen geschiedenis uit het oog te verliezen. Als er mensen op mijn pad komen die Distel en Vos zijn, dan weet ik dat zij onderweg zijn naar zichzelf, net als ik, net als wij allemaal. Ik hoef hun gedrag niet toe te laten, maar oordelen over het waarom ze dat gedrag stellen, dat kan ik niet. Ik weet niet welke geheimen er zich tussen hun wortels bevinden. Maar ik respecteer ze als Heilig.
In mijn cirkel kruipt nog altijd de Mestkever rond. Goed zo! Laten we eraan beginnen! Ik heb zin om me te laten horen. Ik zag gisteren een oase en dan een nachtmerrie. Nu, de volgende ochtend, voel ik een oase binnen in me. En ik wil ze delen met deze omgeving die al zoveel voor mij heeft gedaan.
Ik neem mijn didgeridoo en klim in een boom. ’t Is te zeggen, in een omgevallen boom. Hij ligt over enkele andere omgevallen stammen heen, en steekt met zijn enorme wortels torenhoog boven de grond uit. Daar, aan het uiteinde bij die wortels, ga ik op de stam zitten. Ik zet de didgeridoo aan mijn mond en laat mijn ziel aan het woord.
Hoelang ik er heb gezeten, weet ik niet. Ik heb de vallei gevuld met mijn danklied en krijg een tienvoudige echo terug. Zo werkt het Universum: als je je energie richt op ervaringen waarvoor je dankbaar bent, dan krijg je nog meer ervaringen om dankbaar voor te zijn.
Ik ga in mijn cirkel zitten en leg me neer op de warme aarde. Ik rust een tijdje. Het bos rust mee.
Voor mijn geestesoog zie ik een ree verschijnen. Ik open mijn ogen en ik sta op. Ik kijk naar het Zuiden en enkele seconden later wordt mijn droom werkelijkheid. Uit het gebladerte verschijnt een zwarte neus en volgen er twee donkere, hemels mooie ogen. Ik sta op een tiental meter van een drachtige Ree.
Ze stapt naar een plas en drinkt. Ze is de rust zelve. Terwijl ze daar staat te draaien met haar oren, en zich laaft aan het frisse water, deelt ze haar rust met mij. Ik voel me gezegend. Haar dracht maakt me hoopvol. Wat staat er op het punt om geboren te worden?
De Reiger vliegt voor een laatste maal vandaag door zijn vallei, alsof hij alle dagdieren aanmaant om stil te zijn alvorens hij de fakkel overdraagt aan de Uil en de andere dieren van de nacht.
Vision Quest: dag vier
Ijskoud rivierwater in de vroege ochtenduren over je lichaam voelen stromen. Wakkerder kan je niet zijn. Des te meer deugd doet het om daarna in het zonlicht op zachte grond te liggen drogen.
Ik hoor een vrolijk getater aan mijn voeten. Er staat zowaar een kleine maar dappere Eekhoorn naar me te kijken. Hij is vanuit de struiken naar me toe gelopen om eens wat nader kennis te maken. Wie weet hoe vaak hij de voorbije dagen al naar me heeft zitten kijken?
Ik voel me stilaan eigen aan het bos. Elk dier heeft hier zo zijn plekjes en gewoontes, en ze beginnen me als een van hen te bekijken. Zo lijkt het althans.
De Eekhoorn springt op, draait zich om en luid kwebbelend klimt hij langs de stam van een van de Sparren omhoog. Halfweg draait hij zich en kijkt of ik hem volg. Niet dus.
Mijn ogen wel, maar mijn lichaam niet. Het is precies of hij met zijn hoofd schudt, ‘tsssss’ doet en dan springt hij verder. Op enkele seconden zit hij boven in de kruinen van de metershoge Sparren. Ik hoor hem kwetteren terwijl hij van de ene boom in de andere springt, alsof het niks is.
Goed gegrond zijn is prima, is zelfs nodig. Maar dan komt er een moment waarop je je naar de hogere energieën mag richten. Er komt een tijd om je potentieel waar te maken, volledig in lijn met een Groter Plan. “Ook dat is simpel,” lijkt ie wel te zeggen, “kijk maar: ik spring hier net zo makkelijk rond als daar beneden hoor!” Goed Eekhoorn, en welk plan is dat dan?
Verwachtingsvol doe ik niets. Het zal wel op me afkomen zoals het bedoeld is.
Ik breng de dag door in het grasveld en het zonlicht. Ik geniet van de schitterende omgeving en van de rust. Ik denk na over de nacht die komen gaat. De Death Lodge. De voorbije dagen zijn me al heel wat dingen duidelijk gemaakt. De tijd is gekomen om de daad bij het woord te voegen. Puur worden waar mogelijk. Ik weet dat ik nog heel lang met de uitvoering deze Vision Quest ga bezig zijn. Deze nacht ga ik bidden om de Kracht het allemaal te durven. Ik dien veranderingen door te voeren maar ik wil niemand pijn doen. Hoe? En hoe gaan mijn acties bekeken worden door mijn omgeving? Ik weet wat er nodig is maar ik vrees veroordeeld te worden en in het Niets terecht te komen. Vertrouwen … denk aan het Noorden. Als die fase zich aandient, zorgen ze ook voor me.
Als de zon zachtjes begint te dalen, ga ik naar de bomen naast mijn cirkel, in het Zuiden. Ik kijk naar de boomstammen en ik merk iets op. Als ik me zodanig zet dat ik recht naar een boomstam kijk zodat de zon net achter die stam zit, dan verschijnt er een andere wereld. Het licht schijnt van opzij doorheen dit bos, en het verlicht de duizenden insecten die hier rondvliegen. Wat een gigantische levensstroom bevindt zich hier! Wat een bedrijvigheid. Niet alleen de Hommel heeft overvloed. Ze hebben allemaal overvloed!
Het is alsof ik naar de essentie van het Leven zelf sta te kijken, zo voel ik me. Wat een schoon en puur beeld is dit? Ik voel ze me raken tot in mijn kern. Dit is het Zuiden, dit is de volheid van het leven!
Zolang de zon me dit beeld gunt, blijf ik genieten en neem ik het in me op. Wanneer enkel nog de top van de heuvel verlicht wordt, kijk ik weer naar de grond. En daar zie ik het liggen: mijn vierde steen. De grootste van allemaal: witte marmer met een roze paarse tint. Ik ben door het dolle heen van blijdschap. Vlug neem ik dit kostbare geschenk in mijn handen en ga hem bij de anderen leggen, in het midden van mijn cirkel rond de wortels van de Achtste Spar. Tussen deze vier stenen ligt de gehavende en puntige steen voor mijn oude ik, en de steen met de plattegrond voor mijn nieuwe ik. We zijn er klaar voor. Ik ga op mijn rotsstoel zitten en bereid me voor op wat komen gaat.
Achter me hoor ik hoefgetrappel. Luid en onmiskenbaar hoefgetrappel. Ik draai me om en kijk naar het Westen. Daar staat hij: een groot Edelhert met een gigantisch gewei op zijn hoofd. Hij komt de heuvelrug af en wandelt tot op ooghoogte in het grasveld naast me. Hij kijkt naar mij, draait zich om en wandelt terug de heuvelrug op.
Ik sta onmiddellijk recht en zacht volg ik zijn hoefslag. Aan de grens van het grasland en het donkere bos draai ik me om. Een warme gloed welt op in mijn borst.
Het grasveld is een oceaan van goud en paars. De korenaren zorgen voor de goudgele gloed en de bloemen mengen er een warme paarse tint in. In de lucht hangen wolken die inmiddels aan de onderkant worden beschenen door de ondergaande zon. Dezelfde tinten goud en paars verschijnen aan de hemel. Het lijkt alsof twee oceanen van dezelfde kleuren in mekaar beginnen te vloeien. En daartussen bevindt zich in de verte het meertje, dat de pigmenten van dit magische moment accentueert.
Zo voelt het dus: het Visioen. Er komen allerlei inzichten naar me toe en het lijkt of Spirit niet met me spreekt, maar me toont wat ik allemaal nodig heb om te zien. Hetgeen ik er hier van kan delen is alvast dit: “zo boven, zo beneden” is een heel simpel concept.
Hetgeen we ons kunnen voorstellen, kunnen we werkelijkheid maken. Het Universum bevat er alle ingrediënten voor en als we er passie en handeling aan schenken, dan zal dat Universum zich zodanig herschikken om ons een ervaring te brengen die onze voorstelling nog mooier tot uitdrukking brengt dan we ooit voor mogelijk hadden gehouden. We zijn hier allemaal samen om exact datgene te scheppen wat we Ginder al hebben: een paradijs van evenwicht en verbinding. Daar zijn we naar op weg en daar hebben we allemaal een eigen taak in. We bouwen voort op wat we al generaties lang hebben verwezenlijkt en we maken beter en heel wat nog onvolledig is.
Rationeel wist ik dit allemaal uit de vele boeken die hierover al zijn geschreven. Maar het voelen, erin meegenomen worden, dat ervaren wat er hier gebeurt, dat had ik nooit kunnen denken. Wat mijn eigen aandeel is in dat groter geheel, daar probeer ik de komende tijd gestalte aan te geven en is een persoonlijke boodschap geweest. Maar ieder van ons is van evenzeer belang in dat grote verhaal. Wij zijn allemaal rivieren, op weg om samen een prachtig groot meer te vormen.
Met deze geruststelling en taak tegelijkertijd, keer ik naar beneden, naar mijn Medicijnwiel. Het is tijd om te sterven.
Ik neem de vier marmeren stenen en leg ze elk op de grote grijze steen die ik de eerste dag in iedere windrichting had gelegd om een Medicijnwiel te vormen. De marmeren stenen zullen morgen met mij mee naar huis reizen, maar ze zullen voor altijd verbonden blijven met de energie van de grijze stenen die hier het Medicijnwiel blijven vormen. Terwijl ik ze elk in hun windrichting leg, merk ik dat hun wit roze tinten overeenkomen met de tinten die in het Visioen begonnen te schijnen. De nacht kan beginnen.
De zon gaat rond tien uur onder. Al snel is het helemaal donker. Ik richt me op en nodig eenieder uit om aan mijn sterfbed te verschijnen. Welke boodschap heb ik nodig, welke herinnering, welke Spirit, welk dier, welke energie of entiteit komt me opzoeken?
De nacht is al enkele uren bezig en ik heb het ijskoud. Zo koud dat het wel lijkt of het vriest. Ik sta recht van mijn rotsblok en begin te dansen. Ik zing liedjes en ik dans alsof ik op de dansvloer ben. Het heeft haast een hypnotisch effect, telkens in hetzelfde ritme.
Na een tijdje begin ik lichtjes te zien. Overal lichtjes. Ik denk eerst aan de Vuurvliegjes die ik tijdens de Medicine Walk bij me had. Maar dat klopt niet helemaal. Dit licht is witter. Het licht groeit naarmate ik ernaar kijk. Het duurt eventjes voor ik doorheb wat er is gebeurd. Het is de maan die van achter de boomtoppen komt kijken. Volle maan. De Vuurvliegjes hadden gelijk: als er licht zou nodig zijn, dan zou daarvoor gezorgd worden.
Ik krijg bezoek. Heel wat bezoek. Wie ze zijn en waarover ze het hadden, kan ik niet delen. Dat is te persoonlijk. Maar het geeft me Kracht. Kracht om alles wat ik niet meer wil zijn of doen, aan de gehavende steen te geven. Het is niet eenvoudig en het gaat om erg belangrijke aangelegenheden. Afscheid nemen doet pijn en is zelfs beangstigend. Maar ik ben goed omringd. Ik voel ook de enorme energie opzetten die de leden van mijn Tribe hebben geïnstalleerd. Wat ben ik daar dankbaar om. Er hangt precies een wolk van bescherming om mijn cirkel heen. Ik stel me nog meer open voor mogelijks bezoek. Ik stel me helemaal open en kwetsbaar op, wetende dat er enkel zal doorkomen wat uiteindelijk goed is voor mij en voor al mijn relaties, zoals de natives het zeggen.
Ik ga nog dieper en laat nog meer los. Het voelt als een bevrijding en als een bedreiging tegelijk. Maar ik krijg nog meer Bezoek, en geruststelling. Ik moet denken aan het archetype van de Slang bij de Inca’s: ik laat mijn oude vel in één keer los en glijdt verder over mijn Pad. Ik zie wie ik ooit ben geweest, in lang vervlogen tijden, en ik zie wie ik nog zal zijn, eeuwen ver weg van nu. En hoe het allemaal past in een veel groter geheel. Dansend laat ik los, zingend ween ik en deel ik. Heilige momenten. Boven me sprankelt met elke ster een hoopvol licht op me neer. De maan is inmiddels weer achter de heuvel verdwenen, en heeft mij gezien terwijl ik met mijn zielenroerselen oog in oog stond. Dit is de langste en intensiefste nacht van mijn hele leven. Ik bid voor de mensen in mijn leven, voor zij die er deel van uitmaakten, voor hen die er zich nu in bevinden en voor ieder die mijn Pad nog kruisen zal. Ik bid en zing om datgene te kunnen doen wat volgens mij op elk van die momenten het beste voelt om te doen. En dat dit in overeenstemming mag zijn met het vervullen van dat Gezamenlijke Plan, in lijn met de belangen van elke betrokkene bij elke keuze die ik maak.
De kleur van de hemel begint stilaan te veranderen. Ik heb het door en door koud. Zoals een dode zich zou voelen. In mijn hand ligt de gehavende steen. De steen bevat alles wat ik niet meer wil doen en zijn. Als de eerste zonnestralen tegen de wolken schijnen, maak ik een opening tussen de wortels van de Achtste Spar. Er wordt een holte zichtbaar. Mijn graf wacht hier al jaren op me. Ik laat de steen zachtjes in de holte schuiven. We nemen afscheid van elkaar en we wensen mekaar het allerbeste toe. Wat geweest is, zijn tal van lessen die me zullen voeden om verder te durven gaan. Zacht dek ik deze geheime plek toe met het mooiste mos dat ik kan vinden. Het is een emotioneel afscheid. Maar er zijn ook tranen van dankbaarheid. Bovenop het mos leg ik de steen van de Achtste Spar, de nieuwe ik. Ik draai me naar elke windrichting en dank alle Krachten en Bondgenoten die zich de voorbije dagen en nachten over mij ontfermd hebben. Ik bedank de vele dieren voor hun hulp en hun lessen. Ik bedank mijn Tribe voor alles wat ze voor me deden. Ik voel me bevoorrecht om het vele bezoek dat ik hier heb gehad. Ik richt me tot Moeder Aarde en tot Great Spirit. Nu begint mijn Quest. Op deze planeet, met deze scheppingskracht. Nu komt het erop aan deze hele ervaring mee te nemen en tot uitvoering te brengen. Terug naar de samenleving. Zorgen dat dit allemaal ergens toe zal leiden.
Ik ga aan het riviertje zitten en wacht tot ik goed in het zonlicht kan opwarmen. Daarna is het tijd om te vertrekken.
Dag vijf
Ik bevind me in de auto. Mijn goede vriend zit aan het stuur. Hij heeft voor zachte meditatieve muziek gezorgd zodat ik rustig weer kan wennen aan andere geluiden. Hij heeft een uitgebreid ontbijt voorzien van fruit en brood met eieren, wafels, fruitsap, … Ik probeer zoveel te eten als ik kan, maar ik merk dat het niet zo goed lukt. Mijn maag is de voorbije dagen stelselmatig minder gaan klagen en op de duur was de drang naar voeding miniem. Nu er eindelijk weer zoveel eten is, blijkt dat ik weinig plaats heb om het op te nemen. Ik probeer te praten maar ik word overspoeld door prikkels. We rijden op een snelweg en het verkeer gaat onwaarschijnlijk snel, de huizen en de velden langs de kant gaan snel, alles gaat zo vreselijk snel. Wat een gejaagd leven leiden we toch? Ik kan helemaal niet volgen. Wat me wel energie geeft, zijn de bossen die we voorbij rijden. Als ik nu een bos zie of erbij in de buurt kom, dan voel ik dat mijn stenen in gang schieten. Dan is het net alsof er een verbinding ontstaat met de plek van de Achtste Spar, daar ginds in mijn bos. En dan besef ik dat het niet uitmaakt waar ik ben. Deze hele planeet bruist van dezelfde energie. Alles hangt met elkaar samen en al dat spirituele heeft maar nut als we er hier iets mee kunnen doen. Zweven is niet moeilijk, want we komen van Ginder. Het hier concreet waarmaken, er gronding en werkelijkheid aan geven, dat is de uitdaging.